Rijden in de bergen

Vóór het rijden

Check alvorens de bergen in te rijden:

• Het niveau van de motorolie
• De remmen
• De koelvloeistof
• De staat van de banden

Tijdens het rijden

• Schakel terug tijdens het afdalen zodat je remt op de motor. Jouw motor zal dan aan een hoger toerental draaien dan wat je op vlakke weg gewoon bent maar dit is normaal.
• Daal nooit een helling af met de versnelling in neutraal, met ingedrukt koppelingspedaal of gevaarlijker nog, met uitgeschakelde motor.
• Wanneer je voortdurend blijft remmen kunnen deze oververhit raken en vervolgens hun werking verliezen.
• Nieuwere voertuigen beschikken optioneel over moderne rijhulpsystemen. Gebruik de Hill Descent control (indien aanwezig) bij lage snelheid. Het remmend afdalen gebeurt op de wielen (niet op de motor) en is hoofdzakelijk bedoeld voor steile afdaling van kleine, al dan niet verharde, wegen. Raadpleeg hiervoor de handleiding van het onderstel.
• Pas altijd je snelheid aan, ga nooit te snel de bochten in en rij niet te snel tijdens afdalingen.
• Besteed extra aandacht aan de signalisatie en volg deze.
• Wanneer je wilt stoppen, doe dat dan op daarvoor voorziene plaatsen. Vermijd zeker om stil te staan in een bocht.

Stationeren

• Wanneer je het voertuig op een helling stationeert is het belangrijk dat je volgende punten in acht neemt:
• Zet je handrem op.
• Draai de voorwielen helemaal naar of tot tegen de stoeprand.
• Zet het voertuig in versnelling:
  • Parkeer je bergop: eerste versnelling
  • Parkeer je bergaf: achteruit
• Blokkeer de wielen met wielblokken bij zeer steile hellingen.

Nieuwere voertuigen beschikken in optie over moderne rijhulpsystemen zoals een Hill Holder om het wegrijden op een helling te vergemakkelijken en niet achteruit te rollen. Raadpleeg hiervoor de handleiding van het onderstel.